|
|
|
|
|
Johannes
Brouwer,
(pseud. Johannes Geerlinck, Maarten van de Moer), hispanist
en historicus (Delfshaven, gem. Rotterdam 31-05-1898 - Haarlem 01-07-1943). Zoon van Johannes Brouwer, arbeider in de scheepsbouw, en Marigje Adriaantje Buurman. Gehuwd op 24-5-1932 met Elisabeth
Reinardina Kluijver, bekend onder de naam Kluyver (Leiden 05-09-1897
- ??). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Brouwer werd geboren als de op één na jongste zoon in het gezin van
vier kinderen van een streng Nederlands Hervormd magazijnmeester van
de werf Wilton Feyenoord. Na vier jaar een goede leerling aan het
christelijk gymnasium in zijn geboortestad te zijn geweest, voelde
hij zich tot de zendingsarbeid geroepen en liet zich in september
1915 inschrijven als kwekeling aan de Zendingsschool, tot 1917 in
Rotterdam, daarna in Oegstgeest gevestigd. Hij volgde o.a. lessen
van de taalgeleerden N. Adriani en C. Snouck Hurgronje en behaalde
in juni 1917 met lof de akte voor hulpprediker bij de Indische kerk.
Hij vervulde enige preekbeurten en raakte daarop in een geestelijke
crisis, waarvoor hij enige tijd in Doom werd verpleegd. Na een
periode van religieuze twijfel zag hij de zending niet langer als
zijn ware roeping en besloot Indonesische talen te gaan studeren,
nadat een poging om door het Nederlandsch Bijbelgenootschap te
worden uitgezonden, was mislukt.
In juni 1919 ontslagen als kwekeling-zendeling, deed hij in augustus
1920 staatsexamen gymnasium-A en ging met financiële steun oosterse
talen studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar de arabist
Snouck Hurgronje weer zijn hooggewaardeerde leermeester werd. Het
aanvankelijk goede studieverloop werd gevolgd door weken van
innerlijke onzekerheid. Zijn levenswijze bracht hem in chronisch
geldgebrek, en zijn instelling ten opzichte van de maatschappij werd
heftig negatief. Dit bleek uit de strafzaak waarbij hij en zijn
broer betrokken werden, nadat zij een moord hadden gepleegd op een
van de mannen die de indruk had gewekt met hen mee te doen aan een
bankoverval (TvS 1923). Beiden werden veroordeeld. Het Hof te
's-Gravenhage legde op 22 december 1922 J. Brouwer een straf op van
8 jaar. Tot eind 1928 verbleef hij in de gevangenis te Leeuwarden,
waar hij besloot een geheel nieuwe levensweg te kiezen en een begin
maakte met de studie der Spaanse taal- en letterkunde. Bij zijn
studie geboeid geraakt door de geschriften van de Spaanse mystici
verdiepte hij zich zodanig in de katholieke geloofsleer dat hij zich
met het katholicisme verwant begon te voelen; in 1934 zou hij
formeel tot het rooms-katholicisme overgaan. In september 1929 werd
hij ingeschreven aan de Rijksuniversiteit te Groningen en legde daar
al in maart 1930 het kandidaatsexamen Spaans af, en twee maanden
later cum laude het doctoraal, met Frans en Italiaans als bijvakken.
In de zomer van hetzelfde jaar maakte hij zijn eerste studiereis
naar Spanje ter voorbereiding van zijn proefschrift over de
psychologie van de Spaanse mystiek, waarop hij op 15 januari 1931
bij de Groninger romanist prof. K. Sneyders de Vogel promoveerde.
Kort tevoren had hij kennis gemaakt met mej. E.R. (Elisabeth)
Kluyver, dochter van de Groninger neerlandicus prof. A. Kluyver. Hij
huwde haar in mei 1932, na hiervóór nog het doctoraal Frans te
hebben afgelegd. Samen met de hispanist G.J. Geers - uit de nauwe
samenwerking zou een vriendschap voortvloeien - schreef hij in dat
zelfde jaar De Renaissance in Spanje. Inmiddels was hij in januari
1932 benoemd aan de Haagse School voor Taal- en Letterkunde aan de
nieuw ingestelde MO-opleidingen Spaans en Italiaans, waar hij met
Geers de volgende jaren zomercursussen voor Spaans leidde. Na
eerdere bijdragen aan de katholieke tijdschriften Het Schild, De
Nieuwe Eeuw, Boekenschouw en Studiën verschenen in 1933 zijn twee
grote werken over de Spaanse koloniale en militaire geschiedenis:
Hernán Cortés en Monteczuma en Kronieken van Spaansche soldaten....
Ook verscheen in dat jaar op verzoek van de uitgever Leopold De
opstand der horden in zijn vertaling van de Spaanse wijsgeer Ortega
y Gasset, gevolgd door twee andere werken van deze door hem
bewonderde republikein, die hiermee bij het Nederlandse publiek werd
geïntroduceerd. Zijn grote produktie (hij vertaalde ook Spaanse
romans, verzorgde een Spaans woordenboek en enige leerboeken) gaf
hem een vooraanstaande plaats in de toen kleine wereld der
Nederlandse hispanisten.
Deel tekst bron:
Historici.nl
|
|
Beïnvloed door zijn studie Spaans bekeerde Brouwer zich in 1934 tot
het rooms-katholicisme. Brouwer vertrok bij het begin van de Spaanse
Burgeroorlog (1936-1939) naar Spanje en deed daar verslag van de
oorlog. Hij koos partij voor de revolutionairen die streden tegen
dictator Franco en schreef enkele ‘gekleurde’ reportages over de
oorlog in Spanje.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog keerde Brouwer terug naar
Nederland. Hij gaf naast zijn gewone werk als leraar Frans lezingen
over oorlog en het gevaar van non-interventie. In 1941 begon hij als
hoogleraar Spaans aan de Universiteit van Amsterdam, maar na
onthullingen over zijn verleden door de NSB werd hij een maand na
zijn benoeming ontslagen.
Brouwer nam op 27 maart 1943 deel aan de Aanslag op het Amsterdamse
Bevolkingsregister. Een aantal mannen uit het verzet gingen vermomd
als politieagent het gebouw binnen en bliezen het op. Ze wilden de
gegevens van 70.000 Amsterdamse Joden vernietigen om hen zo te
beschermen tegen de Duitsers. Johan Brouwer werd voor zijn aandeel
in de aanslag opgepakt en op 1 juli 1943 door een Duits vuurpeloton
geëxecuteerd in de duinen van Overveen.
Deel tekst bron:
IsGeschiedenis |
|
|
|
|
|
<- Terug |
|