Fjodor Dostojevski

   
   
  Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (Moskou, 11 november 1821 - Sint-Petersburg, 9 februari 1881) was een Russisch schrijver en publicist, een van de meest bekende auteurs uit de Russische literatuur. Hij wordt gerekend tot de z.g. Realistische School in Rusland, hoewel zijn werk zich van veel andere realisten onderscheidt door het wijsgerig gehalte en de dominerende dialoogvorm. Dostojevski liet een omvangrijk oeuvre na. Hij werd onder meer beroemd door zijn boeken De gebroeders Karamazov, Misdaad en straf en De idioot. Dostojevski schreef in een typerende, gehaaste stijl, met veel nadruk (emfase) en beklemtoning en met gebruik van herhalingen. Veel van zijn belangrijkste personages zijn mensen die lijden en vernederd worden vanwege hun gepassioneerdheid. Dostojevski leed aan epilepsie. Naar eigen zeggen is dit van invloed geweest op zijn werk.

Dostojevski's leven en schrijverschap

Jeugd
Dostojevski's vader stamde af van een familie die eens behoorde tot de oude, maar kleine Litouwse adel. Zijn grootvader was hoofdpriester in de Geïnieerde Russische Kerk in het Oekraïense Bratislava. In plaats van te kiezen voor de kerkelijke carriere, besloot Dostojevski's vader naar Moskou te trekken, rond 1818, en medicijnen te studeren. Zijn moeder had als koopmansdochter een voor meisjes van die klasse ongewoon brede culturele opvoeding genoten.

In 1821 verhuisde het gezin Dostojevski sr. naar het Marinski-Ziekenhuis voor de Armen, een filantropische instelling waar ze gingen wonen, en waar Fjodor, een van de zeven kinderen, werd geboren. Hij groeide op in een gezin met privé-personeel. In 1831 kocht dokter Dostojevski een vervallen dorpje, met honderd mannelijke lijfeigenen, niet alleen om te kunnen overheersen, maar ook om zijn gezin 's zomers frisse lucht en vrijheid te bieden. Terug thuis moest er hard worden gestudeerd. Vader Dostojevski gaf zelf Latijn, met de 'ijzeren drill'.

In 1837 vertrok het gezin naar Sint Petersburg. Vader werd opvliegender, en op de nieuwe school zagen de jongens hoe rijkere geprivilegieerden voorrang genoten. Op zestienjarige leeftijd verloor Fjodor zijn moeder aan TBC, en moest hij naar de militaire academie, die hij drie jaar lang verafschuwde. Dostojevski's vader werd twee jaar nadat hij uit dienst trad op een klein landgoed van Moskou door een groep lijfeigenen vermoord, uit wraak voor de slechte behandeling. Dat bezorgde Dostojevski een enorm schuldgevoel, omdat hij zijn heetgebakerde, norse en achterdochtige vader al veel dood had gewenst.

Na de militaire ingenieursschool in Sint Petersburg nam Dostojevski actieve dienst als tekenaar bij het Petersburgse ingenieurscommando of corps van de genie. Een jaar later werd hij ontslagen, maar ondertussen was hij begonnen met het vertalen van werken van Honoré de Balzac en George Sand. Hij kreeg een aanstelling als officier, maar in 1844 nam hij ontslag om zich geheel aan het schrijven te wijden. Met zijn eerste roman, Arme mensen, verschenen in 1845, oogstte hij al meteen succes. Kort daarop schreef hij een tweede roman, De dubbelganger, die in 1846 verscheen.

Siberische jaren
Dostojevski leefde in de tijd van het Russische tsarendom. Lijfeigenschap bestond er nog. Dostojevski's aanwezigheid in 1849 bij een bijeenkomst van de socialistisch getinte en idealistische Petrasjevskigroep, die pleitte voor afschaffing van dat systeem, werd door een van de agenten van de tsaar genoteerd. Op 23 april 1849 werd hij gearresteerd en veroordeeld tot de dood door het vuurpeloton. Net voor het moment van executie (mogelijk een schijnexecutie) kreeg hij gratie en kreeg hij in plaats daarvan vier jaar dwangarbeid in Siberië; daarna moest hij in dienst en werd hij nog een aantal jaren verbannen naar Semipalatinsk. Een aantal van zijn boeken getuigt van de verschrikkingen die hij in de werkkampen meemaakte.

Zijn Siberische jaren gebruikte Dostojevski om vanuit een atheãstische stellingname het christendom te onderzoeken. Het Nieuwe Testament was de enige literatuur die hij daar tot zijn beschikking had en uiteindelijk verzoende hij zich met het christelijk geloof; hij schreef in zijn latere leven: Mijn hosanna komt voort uit de vuurproef van de twijfel.

In 1854 zat zijn dwangarbeid erop en moest hij als gewoon soldaat in militaire dienst. In die tijd overleed de vrouw van Tsaar Nicolaas I en nadat hij een ode aan haar had geschreven werd hij bevorderd tot onderofficier. In 1857 trouwde hij met Maria Isajeva. In april 1858 werd hij op medische gronden ontslagen uit militaire dienst. Hij vestigde zich eerst in Tver in het westen van Rusland. In 1859 mocht hij terug naar St. Petersburg. Vanaf toen kwam er vaart in zijn literaire loopbaan.

Vruchtbaarste jaren Winterse notities in Parijs
Zijn literaire rentree maakte Dostojevski met Oompjes droom en Het dorp Stepantsjikovo en zijn inwoners (1859). In 1861 volgden De vernederden en vertrapten en Aantekeningen uit het dodenhuis, naar aanleiding van zijn tijd in de werkkampen. Vooral met dat laatste autobiografische verhaal over zijn helse Siberische dwangarbeid, verwierf hij grote roem. Het eerste gedeelte van Aantekeningen... werd in september 1859 gepubliceerd in De Russische Wereld.

In 1861 werd hij redacteur van het tijdschrift de Tijd (Vremja), dat hij samen met zijn broer Michail had opgezet en uitgaf. In dat tijdschrift publiceerde hij later ook de Winters notities over zomerse indrukken, een journalistiek reisverslag met kritische en ironische passages over het leven in het Westen. Dostojevski bezocht in 1862 onder meer Parijs, waar hij op dezelfde wijze als vreemdeling behandeld werd als de Amerikaanse schrijver Saul Bellow in 1948, die er Dostojevski las.

Dostojevski trok naar het Westen om uit te vissen in welke mate de Europese ideeën (die van Saint-Simon, Fourier en Sëbastien Cabet), waarmee hij had geflirt en waar hij z'n ballingschap aan te danken had, nu werkelijk toegepast werden. Zijn bezoek was bovendien beïnvloed door zijn Slavofilisme en zijn contact met Alexander Herzen, de meest invloedrijke Russische balling in Europa. Herzens standpunten komen een aantal keer terug in Dostojevski's werk.

Het burgerlijke Frankrijk dat hij aantrof wekte zijn diepste haat:

"De westerling spreekt van broederschap als de grote drijvende kracht achter de mensheid, maar begrijpt niet dat je onmogelijk broederschap kunt bereiken als die in werkelijkheid niet bestaat ... Broederschap ligt niet in de Franse aard, of meer algemeen, niet in de westerse aard. In plaats daarvan zie je een individualistisch principe, een afzonderingsprincipe, een principe louter gericht op zelfbehoud, op persoonlijk gewin, op zelfbeschikking, gericht op het ik tegen de hele natuur en de rest van de mensheid als een onafhankelijk, autonoom principe dat geheel gelijk en gelijkwaardig is aan alles wat erbuiten staat."

Dostojevski wees het individualisme niet helemaal af, alleen de westerse vorm, en hij wees op een hoger individualisme van vrijwilige, welbewuste zelfopoffering zonder enige dwang van buitenaf, van je hele zelf ten bate van alle anderen. In de Franse kleinburgerlijkheid zag hij het verraad aan zijn idee van de belangrijkste beloften van de moderne tijd. De centrale idee van Dostojevski was: "Laten we tonen wie we zijn in al onze aangeboren lompheid. Geen maskers meer !" Zijn reis naar Frankrijk zou ook De Gebroeders Karamazov sterk beïnvloeden.

1864
In 1863 werd het blad Vremja opgedoekt. De gebroeders Dostojevski gaven het in 1864 een vervolg als Epocha. Zijn Dagboek van een schrijver verscheen in 1864 in afleveringen in dat laatste blad en van 1873-1874 in het blad De Burger, waar hij ook redacteur van was. In 1876 verscheen het dagboek voor het eerst in boekvorm.

In 1863 had Dostojevski een passionele maar complexe relatie met Apollinarija Suslova, de hooghartige, hypersensuele en 'infernale' vrouw die model staat voor verschillende figuren in zijn oeuvre. Met haar, en zijn passie voor het roulettespel, leerde hij de diepten in zijn ziel en bestaan kennen. Hij was en bleef, zoals Alexander Herzen over hem schrijft, een tamelijk naïeve, onzekere man, maar alleraardigst, een geniale mozaïek.

1864 was het annus horribilis voor Dostojevski. In april 1864 overleden zowel Dostojevski's vrouw als zijn broer, die grote schulden achterliet. Van de speeltafels in Bad Homburg, waar hij alles op het spel zette, werd hij teruggeroepen naar het sterfbed van de vrouw met wie hij sinds zijn militaire dienst in Siberië ongelukkig getrouwd was geweest. De 16de april, daags na haar dood, schreef hij : "De ander liefhebben als jezelf is onmogelijk. Het Ego houdt hem tegen. Slechts Christus was hiertoe in staat, maar Christus is een voortdurend en eeuwig ideaal."

De schrijver nam de schulden van zijn broer over, evenals de zorg voor het gezin van zijn broer. Door dit alles raakte hij zelf in geldnood. In een poging gevangenisstraf wegens schulden te voorkomen trachtte hij tevergeefs een idee voor een roman die De dronkaard zou heten, te verkopen. In 1865 sloot hij een contract met de dubieuze uitgever en speculant Stellovski, waarin bepaald was dat als Dostojevski niet voor 1 november 1866 een roman af zou hebben, de uitgever 9 jaar lang elke letter die de schrijver produceerde naar eigen goeddunken en zonder honorering mocht gebruiken en publiceren. De roman kwam op tijd af en kreeg als titel De Speler. Hij verscheen uiteindelijk in 1868.

Eind juli 1865 vertrok Dostojevski weer naar de roulettetafels in het Westen, maar na vijf dagen in Wiesbaden was hij alles kwijt. Alleen door een lening van de Russische schrijver Toergenjev en een Russische priester kon hij in oktober 1865 terug naar Sint-Petersburg. Daar schreef hij Herinneringen uit het ondergrondse, door Dr. M.A. Lathouwers omschreven als "een Apocalyps van de vrijheid en het irrationele in de menselijke existentie" (Lathouwers, M.A.: Dostojewskij, Desclée De Brouwer, 1968).

De Speler schreef hij in minder dan vier weken, met hulp van zijn nieuwe secretaresse Anna Snitkina (25 jaar jonger dan de schrijver), met wie hij in 1867 trouwde, kort na zijn krachtdaad. Anna zou hem tot zijn dood de nodige zielenrust bezorgen. Een jaar later vluchtten ze weer naar het buitenland (Dresden, Zwitserland en Florence) voor de schuldeisers.

Misdaad en straf
In 1866 was zijn eerste grote roman Misdaad en straf (vroeger vanuit het Duits in het Nederlands vertaald als Schuld en boete) in delen gepubliceerd in De Russische Bode.

Deze roman, die gaat over de psychologie van het kwaad, bracht hem ook internationale erkenning. In het buitenland schreef hij de romans De idioot en De eeuwige echtgenoot en kwam hij een eind op streek met Boze geesten. In de zomer van 1871 was hij weer terug in Petersburg; daar schreef hij de laatste delen van zijn oeuvre.

Sterker dan ooit was Dostojevski in deze tijd jaloers op de voorspoed van zijn populaire tijdgenoten Toergenjev, Gontsjarov en Tolstoj. Hij stond diep in de schuld bij zijn uitgever, zeker nadat De idioot geen kassucces was gebleken. Hij smeekte voortdurend om geld, maar schreef tegelijk dat hij nooit de belofte wilde breken dat hij nooit op bestelling zou schrijven.

Toch stond hij in augustus-september 1871 goed bij de reactionaire regering na de publicatie van de eerste fragmenten van Boze geesten, volgens Dostojevski een bijna historische studie over de gevolgen van de scheiding van de Russische intellectuelen van de Russische massa's.

Ondertussen deed Dostojevski waar hij goed in was: schrijven. De jongeling werd gepubliceerd in 1875, De zachtmoedige in 1876 (gepubliceerd als zelfstandig verhaal in Dagboek van een schrijver) en De droom van een belachelijk mens in 1877.

Ondertussen was hij aan zijn meesterwerk De gebroeders Karamazov begonnen, dat zoveel van hem vergde dat hij tijdelijk geen afleveringen van zijn Dagboek van een schrijver meer kon aanleveren. De beide delen van de roman werden in 1879 en 1880 gepubliceerd. Een van de meest aansprekende onderdelen van de roman is De groot-inquisiteur, grotendeels een uiterst scherpe (schijnbare) dialoog tussen de groot-inquisiteur van Sevilla en Jezus Christus. De legende wordt wel aangeduid als een van de hoogtepunten uit de literatuur.

De schrijver ondernam zelf een intense intellectuele zoektocht naar de diepere betekenis van het mens-zijn en het menselijk bestaan en concludeerde tenslotte dat de westerse cultuur en het westerse christendom heilloos en decadent waren geworden. Hij vond dat de zuiverste vorm van het christendom gezocht moest worden bij de Russische orthodoxie. De groot-inquisiteur is oppervlakkig gezien een aanval op de kerk als instituut zowel als op het opkomend socialisme en de socialistische heilstaat. In wezen wilde Dostojevski door middel van een dialoog tussen een kerkelijke machtsfiguur en Jezus Christus (strikt gezien een monoloog van de groot-inquisiteur)) de mens zelf met al zijn tegenstrijdigheden en zijn machtsdenken ontmaskeren. Volgens Dostojevski komt de mens die zijn heil zoekt in de verbetering van systemen en structuren of het opleggen van harde wetten bij onheil uit. Dat heilloze zoeken komt volgens hem voort uit het verlies van vertrouwen in God als schepper. Ook vond hij dat Jezus velen had teleurgesteld door niet in datzelfde denken en zoeken mee te gaan, maar een andere, geestelijke, dimensie aan te bieden waardoor het Gods koninkrijk op aarde gerealiseerd zou kunnen worden.

Nadagen
In zijn latere jaren vergaarde Dostojevski grote roem als spreker. Met name zijn toespraak in Moskou bij de onthulling van het standbeeld van Poesjkin maakte zoveel emoties los bij de toehoorders, dat de kranten er de volgende dag vol van stonden.

Op 9 februari (28 januari volgens de Juliaanse kalender, zie Gregoriaanse kalender) 1881 overleed Dostojevski aan een longbloeding. Zijn dood veroorzaakte nationale rouw.

Bron: wijsheden.net
   
   
  <- Terug